Nederland was altijd het land met weinig ingrepen tijdens zwangerschap en geboorte: weinig kunstmatige ingrepen zoals het inleiden (opwekken) van de bevalling, keizersneden en vacuümverlossing. En al zijn de cijfers hier nog steeds lager dan in veel westerse landen toch wordt er steeds meer ingegrepen. In tien jaar steeg het aantal keizersnedes, vacuüm-verlossingen en vooral het kunstmatig opwekken (inleiden) van de bevalling*. Verloskundigen verwijzen vrouwen steeds vaker voor of tijdens de bevalling door naar de gynaecoloog. Één op vijf bevallingen wordt ingeleid en volgens de Wereld Gezondheids Organisatie is dit in de helft van de gevallen zonder goede reden.
Het is de vraag of al die ingrepen bijdragen aan het welzijn van moeders en baby’s en of ze de bevalling veiliger maken. Hoogleraar verloskunde Joris van de Post zette eerder dit jaar kritische kanttekeningen bij de Nederlandse verwijscijfers. Verloskundige en onderzoeker Jannet Bakker zegt dat bevallingen te vaak onnodig worden ingeleid. Vaak verwijzen verloskundigen niet omdat ze de bevalling zo risicovol vinden maar omdat er gezamenlijke afspraken tussen zorgverleners zijn die bepalen dat een vrouw wordt doorverwezen om de een of andere reden. Daardoor verlopen bevallingen steeds minder normaal met als gevolg minder gezonde moeders en baby’s en meer vrouwen kijken ontevreden terug op hun bevalling.
Bij een eerste bevalling wordt bijna de helft van alle barende vrouwen naar de gynaecoloog verwezen. Je kan mij niet wijs maken dat 50% van tot dan gezonde vrouwen “ziek” worden tijdens de baring. Wij verklaren vrouwen en baby’s ziek door ze een risico-stempel te geven dat ze niet hebben. Hierdoor worden er vaak ingrepen gedaan die niet nodig zijn. Ook is het zo dat veel verloskundigen afscheid nemen van hun cliënten nadat zij hen naar de gynaecoloog hebben verwezen. Natuurlijk gaat de verloskundige netjes mee naar het ziekenhuis en regelt daar dat de zorg goed wordt overgedragen maar vervolgens wenst ze de vrouw succes en gaat weg. De vrouw moet wennen aan een nieuwe verloskundige: de klinisch verloskundige. Want ook een medische bevalling wordt meestal begeleid door een verloskundige. Veel vrouwen krijgen, na een verwijzing “naar de gynaecoloog” die gynaecoloog zelf niet te zien. Begrijpt u het nog?
Naar mijn mening moeten verloskundigen minder verwijzen en meer samen werken met de klinisch verloskundige en gynaecoloog. Ik pleit niet voor minder richtlijnen want wetenschappelijke richtlijnen zijn goed in aantonen waar de risico’s kúnnen optreden maar wel pleit ik voor kritischer en meer flexibel omgaan met richtlijnen. En voor het beter informeren van aanstaande ouders over risico’s en keuzeopties. Want tussen niets doen en ingrijpen zitten veel mogelijkheden. Zoals nog even afwachten of als verloskundige zelf een extra controle uitvoeren. Een goed voorbeeld is meconiumhoudend vruchtwater: als de vliezen breken blijkt soms dat de baby in het vruchtwater heeft gepoept. Ongeboren baby’s poepen om dezelfde redenen als wij: meestal omdat hun darmen vol zitten en soms omdat ze stress hebben. Vanwege deze kleine stress-kans zegt de richtlijn dat we álle baby’s die gepoept hebben moeten doorverwijzen naar gynaecoloog. De hartslag van de baby wordt dan gemonitord maar dat kan de eigen verloskundige zelf ook doen.
Met minder wisseling van zorgverleners verloopt de bevalling soepeler. Want we weten uit onderzoek dat vrouwen die een vaste begeleider hebben minder bang zijn, minder ingrepen krijgen, minder om pijnstilling vragen en meer tevreden terug kijken op de geboorte van hun kind. Pijnstilling is trouwens ook zo’n verwijsreden die geen reden hoeft te zijn voor vertrek van de eigen verloskundige. Laat de verloskundige zelf (eventueel in overleg met gynaecoloog en anesthesist) de pijnstilling regelen en de begeleiding van de baring voort zetten. Dan moet de verloskundige wel bij de barende vrouw blijven voor een meer betrokken en liefdevolle begeleiding. Daarvoor is nodig dat de verloskundige meer tijd krijgt voor een bevalling. In het buitenland (Engeland, USA, Canada, Nieuw Zeeland etc) begeleiden verloskundigen met een fulltime baan 40-60 bevallingen per jaar, in Nederland ligt dat aantal op 105 per jaar. Het is hoog tijd dat we dat aantal omlaag brengen zodat verloskundigen de tijd hebben om bij barende vrouwen te blijven. Verloskundigen kunnen getraind worden in het toepassen van meer diagnostiek en (pijn)behandeling tijdens de baring. In het buitenland gebeurt dat volop.
Als barende vrouwen de continue en deskundige begeleiding krijgen die ze nodig hebben zullen bevallingen vaker normaal verlopen zonder verwijzingen en ingrepen. Met als resultaat blijere moeders en baby’s.
Meer lezen over dit onderwerp:
*Hoogleraar verloskunde Joris van de Post in het Parool